
Jantine Zwinkels (CDA): ‘De energietransitie vraagt om minder regels en meer vertrouwen’
Kandidaat Tweede Kamerlid Jantine Zwinkels wil de energietransitie uit de vergaderzalen trekken en in de praktijk versnellen. Niet door nieuwe doelen te stapelen, maar door samenwerking en vertrouwen. Waterstof ziet ze als een belangrijk onderdeel van een brede energiemix. “Waterstof is groen als die is opgewekt met wind, zon of kernenergie. Laten we het niet ingewikkelder maken dan dat.”
Zwinkels staat als twaalfde op de kandidatenlijst van het CDA, en maakt dus goede kans om in de Tweede Kamer te komen. Zwinkels is duurzaamheidscoördinator bij de Rabobank en CDA-fractievoorzitter in de gemeenteraad van de stad Utrecht. Als ‘klimaatkandidaat’ zet Zwinkels zich in voor duurzame en betaalbare energie en mobiliteit.
Wat is de visie van het CDA op de energievoorziening van de toekomst en welke rol speelt waterstof daarin?
Het energiesysteem van de toekomst draait op windenergie, zowel op zee als op land, zonne-energie, kerncentrales, geothermie en ook waterstof. Wij zijn voor een brede en robuuste mix, die de levering van energie betrouwbaar en betaalbaar maakt. De energietransitie is nodig omdat we minder afhankelijk moeten worden van autocratische landen, om ons verdienvermogen en welvaart op peil te houden en om klimaatverandering tegen te gaan. We hebben twee jaar stilstand achter de rug. Het wordt tijd om meer beweging in de energietransitie te krijgen.
In die transitie is een belangrijke rol weggelegd voor waterstof. Het kan helpen om de industrie te verduurzamen en als opslagmedium voor overtollige duurzame elektriciteit. Waterstof kan op veel plekken aardgas vervangen. De markt voor waterstof moeten we aanjagen en versnellen waar het kan. Daar mogen we geen kansen laten liggen.
Maar we moeten ook realistisch zijn. Waterstof is niet de heilige graal, zoals velen een aantal jaar geleden nog dachten. Waterstof is vooral geschikt als grondstof voor de chemie en industrie. Ik zie niet gebeuren dat we woningen gaan verwarmen met waterstof. Voor zwaar transport is waterstof misschien toepasbaar, hoewel de elektrificatie van de mobiliteit een grote vlucht neemt. Accutechnologie wordt steeds beter. Het is moeilijk te voorspellen wat de rol van waterstof precies wordt.
Nederland heeft de ambitie om in 2030 waterstoffabrieken te hebben met een vermogen van in totaal 3 tot 4 gigawatt. Hoe realistisch zijn die targets nog?
Dat doel lijken we niet te halen. We moeten de juiste richting kiezen. We moeten doen wat nú nodig is. Elektrolysers moeten op een aantrekkelijke manier kunnen aansluiten op het stroomnet. Daar moeten we het gesprek over aangaan met de netbeheerders en toezichthouder ACM. Hoe komen we tot tarieven die werkbaar zijn? We mogen best naar de algemene middelen kijken om investeringen in infrastructuur te financieren. Dat geldt niet alleen voor waterstof, ook voor investeringen in netcongestie moeten we kijken naar nieuwe financieringsmodellen.
We moeten bij de energietransitie minder rigide vasthouden aan ambitieuze doelen. De transitie moet ook een hoopvol perspectief bieden. Wat zijn de kansen? Wat kunnen we verder brengen? We willen op een pragmatische manier kijken wat we kunnen versnellen. Bedrijven en huishoudens moeten er iets aan hebben, anders verliezen we draagvlak.
De minister past de realisatietermijnen van waterstofsubsidies aan vanwege vertraagde infrastructuur (Delta Rhine Corridor). Is dat voldoende om de productie van waterstof op gang te brengen?
Het is een goede zaak dat die termijnen zijn aangepast. Het CDA heeft er via een motie van Henri Bontenbal ook op aangedrongen. Het aanpassen van realisatietermijnen is belangrijk, maar niet genoeg. Wij zijn groot voorstander om te komen tot een Wet vitale infrastructuur, die investeringen in energie- en waterstofnetwerken moet versnellen. Het energiesysteem heeft immers een robuuste infrastructuur voor elektriciteit en waterstof nodig. Dat is belangrijk om de weerbaarheid van Nederland te vergroten. De Delta Rhine Corridor is daar een voorbeeld van. Het gaat om richting kiezen en investeren in de energievoorziening, economie en samenleving van de toekomst.
In de praktijk zit een trage vergunningverlening zulke investeringen in de weg. Hoe wil het CDA dat soort procedures in de praktijk versnellen?
We moeten inderdaad de doorlooptijden inkorten. Inspraak is goed, maar er moet een grens komen in het maken van bezwaar. Er zijn al belangrijke stappen gezet, bijvoorbeeld met lokaal eigendom en participatie.
Als ik in de Tweede Kamer kom, dan ga ik zeker aan voorstellen werken om op dit gebied stappen te zetten. Hopelijk ook op constructieve manier samen met andere partijen. De transitie is een samenspel tussen bedrijven en overheden. Het is een gezamenlijk belang, maar er wordt niet altijd aan gewerkt alsof het een gezamenlijk belang is. Er kan bijvoorbeeld verwarring en irritatie ontstaan over gegevens die moeten worden aangeleverd voor een vergunningaanvraag. Dan worden over en weer verwijten gemaakt. Voor mij is het belangrijk dat we meer kunnen werken op basis van vertrouwen en minder op basis van controle. Als we alles willen toetsen om risico’s uit te sluiten, dan weet ik één ding zeker, namelijk dat de transitie niet gaat versnellen.
De essentie is dat het bedrijfsleven duurzame investeringen kan opvoeren om de transitie te versnellen, en dat de overheid dat faciliteert. Overheden en bedrijfsleven moeten partner zijn in de transitie. Dat kan en moet op alle niveaus beter, van gemeentelijk tot landelijk niveau.
Hoe staat het CDA tegenover blauwe waterstof - dus uit aardgas met CO₂-afvang - als tussenoplossing?
Wij zijn voorstander om dit onderdeel te laten zijn van de mix. Ik heb liever meteen groene waterstof natuurlijk, maar dat heeft meer tijd nodig om tot ontwikkeling te komen. Blauwe waterstof hoort er wat ons betreft dus bij. Het afvangen en opslaan van CO₂ is niet mijn favoriete oplossing, maar het is wel nodig. Maar blauwe waterstof is wel een tijdelijke oplossing. We hebben een opgave om groene waterstof te produceren. Waterstof uit aardgas mag dat niet in de weg zitten. Daar moeten we voor waken, anders blijven we afhankelijk van aardgas. Daar blijven we graag over in gesprek met de industrie.
Dat blauwe waterstof erbij hoort, zie je bijvoorbeeld ook bij Tata Steel, dat onlangs een intentieverklaring met het ministerie getekend over de verduurzaming van de staalfabriek in IJmuiden. Daar ben ik voorzichtig optimistisch over. CO₂-opslag is onderdeel van het verduurzamingspakket. Daar is niks mis mee, maar Tata moet dan wel werk maken van een overstap naar groene waterstof. Voor nu is het een belangrijke stap, want de omgeving wil gewoon dat het schoner en gezonder wordt in IJmuiden. Dat doet deze slag. Maar er moet wel een stap op volgen.
Er zijn veel klachten over de hoogte van de energieprijzen in Nederland. Toezichthouder ACM is verantwoordelijk voor de nettarieven. Zou de ACM de tarieven anders moeten berekenen, bijvoorbeeld door investeringen over meer jaren af te schrijven?
Ik zou de ACM willen vragen om met een voorstel te komen. Hoe kunnen we de investeringen in de toekomst op een goede manier verdelen? Wat het CDA betreft kunnen we systeemkosten voor infrastructuur deels uit de algemene middelen betalen. Bovendien kunnen we de afschrijvingen langer uitsmeren over de tijd. Als we dat niet doen, snijden we onszelf in de vingers. Dan worden de tarieven te hoog opgedreven en dat zorgt voor stilstand. We hebben een eerlijke verdeling nodig.
We moeten wat dat betreft ook meer optrekken met andere landen. We willen ons houden aan regelgeving, maar als andere landen andere regels en uitzonderingen hanteren, dan moeten we het daarover hebben. We willen een gelijk speelveld creëren. Er is meer samenwerking nodig om energie- en klimaatbeleid op Europese schaal van de grond te krijgen.
Maar de investeringen in infrastructuur vergen 200 miljard euro. Ook al wordt meer tijd genomen om dat af te schrijven, blijft de vraag hoe de levering van energie betaalbaar blijft?
We ontkomen er niet aan om het elektriciteitsnet flink te verzwaren. En we ontkomen er niet aan te investeren in de Delta Rhine Corridor. Dat is belangrijk voor de ontwikkeling van de waterstofmarkt. Die investeringen zijn hard nodig. We moeten doen wat nodig is. Als het voor minder geld kan, dan is dat heel fijn, maar we weten dat infrastructuurprojecten in de praktijk ook vaak meer geld kosten. Daar moeten we eerlijk over zijn.
Hoe zou het voor minder geld kunnen?
Er zijn veel initiatieven om infrastructuur slimmer te gebruiken. Dat gaat dan vooral om elektriciteit, niet om aardgas of waterstof. Als het lukt om het stroomnet efficiënter te benutten, dan moeten we dat zeker doen. Dat is ook voor de waterstofmarkt belangrijk, want elektrolysers hebben ook een aansluiting op het stroomnet nodig.
Er zijn mogelijkheden genoeg, bijvoorbeeld flexibele energiecontracten, die gebruik van het net stimuleren in daluren en ontmoedigen op piekmomenten. In Utrecht wordt ook al met een gebiedscontract gewerkt. De nieuwe stadswijk Merwede kan gebouwd worden dankzij een innovatief groepscontract. Op andere plekken willen we graag de uitbreiding van het net versnellen. Bij bedrijventerrein Lage Weide is een nijpende situatie ontstaan. Er wordt gewerkt aan een energiehub, maar er is ook uitbreiding nodig. We zitten daar als lokale overheid op te wachten. We moeten zo snel mogelijk af van de situatie dat we nauwelijks woonwijken kunnen bouwen en dat bedrijven niet kunnen uitbreiden of verduurzamen.
We hebben alle creativiteit nodig. Ander type contracten, energiehubs, slim laden van elektrische auto’s, noem maar op. Daar is veel te winnen. Ik hoop dat de ACM en de netbeheerders maximaal meedenken en dat nog meer faciliteren dan ze nu al doen.
Over het stroomnet gesproken. In Nederland wil de ACM dat waterstoffabrieken gaan betalen voor een aansluiting op het stroomnet. In België en Duitsland is dat niet zo. Moet er ook hier een uitzondering komen?
In principe is het logisch dat iedereen die gebruik maakt van het netwerk, ook bijdraagt aan de kosten. Maar we moeten het paard niet achter de wagen spannen. Want als je het principieel eerlijk verdeelt, en vervolgens investeert niemand in elektrolyse, dan bereik je niks. Wat is redelijk? Hoe voorkomen we dat we met de aansluittarieven een nieuw knelpunt creëren in de energietransitie?
We zouden er op een andere manier naar kunnen kijken. Als elektrolysers, of batterijparken, want daarvoor geldt hetzelfde, een systeemoplossing bieden, dan zou je daar ook een financiële beloning tegenover kunnen stellen. Dit soort oplossingen voorkomt immers dat we overtollige duurzame energie weggooien. Dat zou ik interessant vinden om te onderzoeken. Ook hiervoor zou ik de ACM om een voorstel vragen. Mijn insteek is dat we geen wet- en regelgeving moeten introduceren die in de praktijk obstakels blijken te zijn. We willen juist faciliteren en vernieuwing mogelijk maken.
Nederland zet in op versoepeling van EU-regels voor hernieuwbare waterstof. Hoe effectief vindt u de Nederlandse lobby in Brussel tot nu toe? Vindt u dat Nederland zich moet aansluiten bij initiatieven van andere landen, zoals Frankrijk en Duitsland, die hierover naar verluidt al overeenstemming hebben bereikt?
Het lijkt me verstandig om met gelijkgestemde lidstaten op te trekken en een gezamenlijke lobby aan te gaan. Wij zijn er in ieder geval voorstander van om de definitie van wat groene waterstof is wat minder strikt te maken. Henri Bontenbal heeft al voorstellen gedaan om daarvoor te pleiten in Europa.
Als je waterstof maakt van elektriciteit uit een windmolen die er al stond, is dat niet groen? Dat is raar. We moeten af van ingewikkelde bepalingen daarover. Voor mij is het simpel: waterstof is groen als die is opgewekt met wind, zon of kernenergie. Groene waterstof wordt niet uit aardgas gewonnen, maar uit hernieuwbare energie. Dat is de essentie. Maak het niet onnodig ingewikkeld.
De verkiezingen komen eraan. Krijgt de energietransitie voldoende aandacht in het politieke en maatschappelijk debat?
Haha, je vraagt het aan de klimaatkandidaat van het CDA. Nou, ik vind het zelf heel erg belangrijk en ik neem aan heel veel debatten deel. Na Henri Bontenbal doe ik binnen het CDA aan de meeste debatten mee. Er worden ook veel debatten georganiseerd over energie, industrie en klimaat. Er is dus zeker veel aandacht voor.
Maar als je het hebt over de lijsttrekkersdebatten, dan moet ik toch constateren dat het vaak over andere onderwerpen gaat, zoals migratie en de staat van de democratie. Ook belangrijk natuurlijk. Maar ik doe mijn best om het onderwerp energie en klimaat hoog op de agenda te houden, en er het debat over aan te gaan. Dat probeer ik ook vanuit een positieve invalshoek te doen. Veel burgers voelen zich niet aangesproken door de aanhoudende doemverhalen over de klimaatcrisis. De urgentie is er, maar ik wil ook perspectief bieden en hoopvol zijn. Dat is nodig om klimaatbeleid uitvoerbaar te maken en mensen mee te krijgen.
Dat wil allemaal niet zeggen dat we inleveren op onze klimaatambities. Het CDA staat voor het Parijs-akkoord. Maar de realiteit is wel dat klimaatbeleid behoorlijk onder druk staat. Vanuit de extreem rechtse flank is veel cynisme. Ik zie mezelf als vertegenwoordiger van het midden. Ik voel de verantwoordelijkheid voor toekomstige generaties. Klimaat is een onderwerp met de potentie om enorm te polariseren. Dus zoek ik naar gemeenschappelijke belangen van klimaatbeleid, en die liggen op het gebied van economie en geopolitieke onafhankelijkheid.
De overheid wordt 'jojobeleid’ verweten. Hoe zou het CDA de langetermijnzekerheid voor waterstofbedrijven willen verankeren, zodat ze durven te investeren ondanks wisselende politieke verhoudingen?
Door elkaar onderling aan te spreken. We willen met elkaar toch dat beleid vruchten afwerpt? De politiek moet zichzelf soms beter beheersen. Door niet telkens meer regels en ambities toe te voegen. Als we zaken goed in Europa geregeld hebben, laten we het daar dan bij laten. Naast focus op uitvoering in plaats van nieuw beleid, moeten we ook onze instituties koesteren. De Rekenkamer en het Planbureau voor de Leefomgeving PBL toetsen en bewaken de lange lijnen van het overheidsbeleid. Die spiegel is essentieel. We moeten zorgen dat dit soort instituten hun werk goed kunnen blijven doen.
Als u na de verkiezingen in de Kamer komt, welke concrete stappen gaat u zetten om de waterstofmarkt te versnellen?
Ik vind het heel belangrijk om snel aan de slag te gaan met netcongestie. Een Wet vitale infrastructuur kan veel blokkades oplossen. Hoe kunnen we investeringen versnellen? Hoe maken we het aantrekkelijker om slimmer met het net om te gaan. En ik wil ook snel op bezoek bij de collega’s in Brussel, want alles wat we Europees kunnen regelen, creëert meteen een gelijk speelveld voor ons bedrijfsleven.
Wat waterstof betreft wil ik de knelpunten voor het bouwen van elektrolysers helpen oplossen. Hoe krijgen we de productie van groene waterstof op een lager prijspeil zodat het voor de chemie en de industrie een aantrekkelijke energiedrager of grondstof wordt om te verduurzamen?
Meer algemeen zou ik zeggen dat we de beleidsmatige discussies over ambitieuze klimaatdoelstellingen moeten doseren. Ik denk dat we ons moeten concentreren op de uitvoering. Ik wil vooral tijd besteden aan concrete en pragmatische oplossingen.




